Een kerstverhaal

Het Bestuur wenst jullie hele gezellige, warme feestdagen en alvast een heel gezond en gelukkig 2020.

Guido had het koud. Hij was op zoek naar eten, maar grote sneeuwvlokken bedekten de Roggevelden en behalve een grote witte heuvel die iets weg had van een grote luchtballon was er eigenlijk niets te zien. Guido was een gazelle, verre familie van de antilopen en wat deed hij in hemelsnaam in de winter in dit duingebied vlakbij de zee? Het was koud, hij had honger, dit was niks. Op pad dan maar.

Harry had het ook koud. Onder de grond was het normaal gesproken goed uit te houden maar dit was niks: eens kijken hoe het boven de grond was. Met z’n mollensnoetje snuffelde hij zich een weg door de koude grond en woelde zich een weg naar boven. Een sneeuwhoopje en ploep, daar stak hij z’n hoofd doorheen en probeerde voorzichtig aan het maanlicht te wennen. Harry had slechte ogen maar toch zag hij een wild huppelend hert zijn kant op springen. In de zomer waren de stallen in de buurt nog vol met paarden en borstelden de mensenkinderen er flink op los; nu waren ze leeg. Een beetje mens en een beetje dier zat binnen, maar Guido en Harry waren alleen. Wat was het vroeg donker zeg, en die sneeuw...

Wild en ongecontroleerd kwam Guido dichterbij, tot hij bijna met z’n voorpoten landde...bovenop Harry. Nog net kon hij hem ontwijken en met z’n lange benen gleed hij door de sneeuw. Precies een meter glibberde Guido door, tot hij op z’n rug tot stilstand kwam- een flink slipspoor achterlatend.

“Pas op man!”

“Oh, sorry joh, ik zag je niet. Ben op zoek naar eten, moet weer door, doei!”

“Wacht even, hert. Ik zoek ook eten. En warmte. Mag ik met je mee?”

“Hert? Je bedoelt gazelle. Guido is de naam. Ja hoor, spring maar achterop!”

“Ik ben Harry. Ben een mol. OK!” en Harry klom voorzichtig op de rug van Guido. Guido sprong op, en Harry klampte zich vast, de neus in de wind.

Sneeuw, een kronkelweg naar rechts, dan weer naar links, dan weer naar rechts, en geen spoor van mensen of dieren. Alleen maar sneeuw, dikke sneeuwvlokken in het maanlicht. Het voelde als kilometers, op naar de zee, daar waren de duinen en hopelijk ook wat eten. Ze wisten het ook niet. Het was koud, donker, honger. Dit was niks.

Links, een hele grote kuil en was dat een klein lichtje in de verte?

“Wat een steile afgrond, dat doen we niet hoor”, bibberde Guido.

“N-n-nee, dat lijkt me ook beter”, snuffelde Harry. En hij drukte z’n snuit wat dieper tussen de manen van Guido.

“Hop. Hop. En links. Rechts. Links-rechts-links...” Met grote sprongen kwam daar een indrukwekkend dier op onze besneeuwde vrienden af. Zo vanuit die kuil naar boven, met grote sprongen. Was dat een berghert?

“Zo jongens, ik dacht dat ik als enige buiten was vandaag! Wat een weertje he?” klonk het krachtig.

“Nou! We zijn op zoek naar eten, maar we hebben het z-z-zo koud...” zei Guido.

“Je treft het”, zei de Steenbok. “Ik weet hier de weg, dit is mijn domein. Kom maar mee, volg mij maar!”

En hij leidde Guido en Harry voorzichtig omlaag, de steile helling af. Vervolgens eindeloos over een grote witte vlakte richting het lichtje. Door een dikke sneeuwlaag ploegden ze richting een houten huisje. Het was nu echt strompelen. Uitgeput waren ze, en langzamerhand ook onderkoeld. Harry’s teentjes waren bevroren, hij verloor de grip op de manen van Guido. Langzaam gleed hij van Guido’s rug af maar de Steenbok zag het gebeuren en kon hem net op tijd opvangen. “Je mag wel achterop bij mij hoor, het is niet ver meer”, en sierlijk zwaaide de Steenbok Harry over z’n schouder.

“Gelukkig, ik kan niet meer”, steunde Guido, en hij zakte door z’n hoeven. Hij voelde de kou, hij werd slaperig, en toen... niks meer.

 Een uurtje later werd Guido wakker onder warme deken. Bij het zwakke kaarslicht zag hij dat de deken bordeaux rood was, met donkerblauwe strepen.

Naast hem zat Harry de Mol van een bordje melk te nippen. Bordeauxrode sokjes en een bordeauxrood mutsje met donkerblauwe rand op z’n hoofd. Flink verkouden met een druppel aan z’n neusje. Goh, wat was het hier lekker warm en gezellig in dat houten huisje. Het leek wel een chalet, zoals in de alpen. Droomden ze? Waren ze in Zwitserland?

“Fijn is het hier he Guido?” mompelde Harry. En net op dat moment verscheen de Steenbok uit de donkere hoek van het chalet met een klein bordje beukenootjes.

“Hier jongens, neem maar, ik heb dit bewaard voor een bijzondere gelegenheid. Zijn we niet alleen vanavond”. En in het maanlicht waren z’n twee indrukwekkende hoorns goed te zien.

===================

 

 

 

 

Clubnieuws Overzicht